Focus op ... 'Het gebroken oor' in Museum Kunst & Geschiedenis
De Chimú-cultuur
Deze houten sculptuur (1100-1450 n. Chr.) is een offerbeeldje uit de Chimú-cultuur. De Chimú leefden in wat we nu kennen als Peru tussen circa 850 en 1470 n. Chr.. Tot ze werd veroverd door de Inca’s, was deze beschaving de grootste en meest welvarende gedurende die periode.
In de oude hoofdstad van de Chimú, Chan Chan, vinden archeologen heel wat overblijfselen van deze civilisatie, zoals tien grote lemen paleizen die na het overlijden van de inwonende heerser omgebouwd werden tot mausoleum. Deze stadsruïne aan de kust heeft een welverdiend plekje gekregen op de Unesco Werelderfgoedlijst, maar helaas onder de categorie “bedreigd erfgoed”. Overijverige, goudzoekende Spaanse veroveraars hebben deze paleizen indertijd jammer genoeg te grondig afgegraven, met alle gevolgen van dien.
Draagbeddrager
Dit “beeldje van een mannelijk personage” wordt beschouwd als een van de topstukken die bewaard worden in het Museum Kunst & Geschiedenis. Hoewel het er nu vrij sober uitziet, waren dergelijke houten offerbeelden vroeger wellicht mooi gedecoreerd. Dit exemplaar stelt een drager van een draagbed voor de overledene voor, een figuur die vaak werd meegegeven tijdens begrafenisceremonies. De meeste van dergelijke kunstwerken werden dan ook ontdekt in de ceremoniële gebouwen van de Chimú.
Kuifje en Het gebroken oor
Dankzij een gastoptreden in de Kuifje-strip Het gebroken oor is deze sculptuur van een halve meter hoog bekend geraakt bij het grote publiek. Daar speelt het de rol van een “fetisj” die mysterieus verdwijnt uit het museum. Kuifje is er getuige van dat een man het beeld steelt, maar tot zijn verbazing staat het de volgende dag terug in het museum alsof er niets is gebeurd. Maar Kuifje heeft (als enige, uiteraard) maar al te goed door dat er iets niet pluis is met deze verrijzenis: het originele beeldje had schade aan zijn rechteroor, maar het exemplaar dat nu in het museum staat is volledig in orde. (Mocht je je het afvragen: het beeld dat zich in Brussel bevindt heeft geen Van Gogh-oren. Hergé bediende zich hier van dichterlijke vrijheid.)
Twee moorden, een bootreis naar de andere kant van de wereld, wat corruptie, twee onterechte terdoodveroordeling die uiteindelijk niet doorgaan, een burgeroorlog, geelzucht, een tripje door het regenwoud en een verdwaalde Engelsman later ontdekt Kuifje dat de sculptuur waarnaar hij op zoek is oorspronkelijk een geschenk was van de “Arumbaya”-stam aan een ontdekkingsreiziger. Echter, na het vertrek van de expeditie in kwestie, bleek een heilige steen van de stam in rook opgegaan. Uiteindelijk komt Kuifje erachter dat de dief van deze edelsteen (niet dezelfde persoon als degene die het beeld initieel kreeg!) het kleinood had verstopt in de houten figuur. Wanneer het spoor dood loopt, keert Kuifje maar weer terug naar België. Nog wat aha-erlebnissen, gevechten, een tocht per watervliegtuig en een redding later, vindt hij het origineel exemplaar dat na restauratie zijn weg terugvindt naar het museum. Eind goed, al goed!
Musea als inspiratie
Striptekenaar Hergé woonde zo goed als om de hoek van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en ontdekte tijdens één van zijn vele bezoeken het beeldje in 1930. Je mag namelijk niet vergeten dat verre reizen naar andere continenten toen niet vanzelfsprekend waren, waardoor de Brusselse musea voor iemand als Hergé belangrijke inspiratiebronnen vormden wat betreft andere en oude culturen. Zo is het bijvoorbeeld ook duidelijk dat er voor Kuifje in Afrika geput werd uit de collectie van het AfricaMuseum in Tervuren. Probeer zelf eens uit te zoeken welke museumstukken zijn ontsnapt in het album De zeven kristallen bollen!